Amsterdamse School
1 november 2022
Ondanks de onheilspellende weersvooruitzichten op de vooravond van deze excursie bleken de weergoden ons weer gunstig gezind. Weliswaar met een aardig briesje, maar ook met een weldadig zonnetje hebben we onze wandeling in de Spaarndammerbuurt in Amsterdam volbracht. Met 16 personen verzamelden we ons eerst in het museum Het Schip: het informatiecentrum over de bouwstijl Amsterdamse School. Daar ontmoetten we onze gids Nynke, die ons meenam op een 2 uur durende wandeling door de buurt.
Voor uw begrip is het noodzakelijk om een paar zaken te weten:
– In 1901 werd de 1e woningwet door de 2e kamer aangenomen. In die wet werd het particuliere belang in huisvesting aan banden gelegd; werd er een eind gemaakt aan de ellende van de krotwoningen, kwamen er eisen waaraan een woning moest voldoen (licht, beluchting, sanitair, stromend water, oppervlakte), vloeide er geld van Gemeente en Rijk naar de volkshuisvesting en kregen woningbouwverenigingen de ruimte om grote huisvestingsprojecten op te zetten. Via een bestemmingsplan van de gemeente werd het gebied tussen de houthavens in het zuiden en de spoorlijn Amsterdam – Haarlem in het noorden aangewezen als de plek om die te projecten te realiseren: de Spaarndammerbuurt.
– De verzuiling kende in de eerste decennia van de 20e eeuw haar hoogtepunt. Zo waren er vele woningbouwverenigingen met een eigen signatuur: Protestantse, Rooms Katholieke, Socialistische en Liberale woningbouwverenigingen. En al die zuilen kregen hun eigen grote arbeidershuisvestingsproject in deze buurt. En dat is nu nog allemaal terug te zien; ze gaven alle een andere invulling aan de idealen waar ze voor stonden. Het zal geen verbazing wekken dat met name de socialistische woningen moesten bijdragen aan de verheffing van de arbeidersklasse.
Onze rondleiding startte op de binnenplaats van het museum. Daar is in een container een krotwoning, zoals Amsterdam er in de 19e eeuw tienduizenden bezat, nagebouwd. Een gezin van 7 personen moest er leven op 30 m² : koud, vochtig (schimmel), geen stromend water, geen sanitair en geen enkele privacy. Aan het eind van de wandeling bekijken we een woning, die door zo’n woningbouwvereniging gebouwd is en het verschil is overduidelijk. Het is niet voor niets dat in die tijd de term “arbeiderspaleisjes” vaak gebruikt werd. Degelijke en fatsoenlijke woningen met licht, lucht, water, sanitair en ruimte.
We vertrekken vanuit het meest iconische complex “het Schip” gebouwd door de socialistische woningbouwvereniging “Eigen Haard” (architect Michel de Klerk). Het woonblok is ongelooflijk rijk gedecoreerd met complexe baksteenpatronen, dakpannen op de meest onmogelijke plaatsen, ornamenten, beeldhouwwerk, torentjes, bijzondere ramen en ga maar door. Het is werkelijk een feest voor het oog met zijn vloeiende lijnen en bijzondere baksteenspel. René de Reuver, van oorsprong Bouwkunde docent, vroeg of de rondleidster wist waarom de borstwering onder de ramen zo hoog is. Want normaal kun je zittend in een stoel uit het raam kijken. Dat is hier niet het geval: de borstwering is te hoog. Volgens René heeft de architect dat bewust gedaan, want als je zittend in een stoel niet uit het raam kunt kijken, ga je je vervelen. En als je je verveelt, pak je een boek om te gaan lezen. En zo komt de arbeider meer te weten en verheft hij zich. Waar of niet; het is een mooie anekdote.
Pal er tegenover ligt het complex van de protestantse vereniging. Streng en statig is het, maar zonder enige versiering en de voordeuren uitkomend op de straat, terwijl bij de andere complexen alles gegroepeerd is rond grote binnentuinen. Hier speelden de kinderen vrijuit en de moeders konden ze vanuit de woningen in de gaten houden. We wandelen door naar een ander prachtig complex, de Zaanhof, gebouwd door de wat liberalere socialistische vereniging “het Westen” (architect Herman Walenkamp). Door zijn witte topgevels en lommerrijke binnentuin waan je jezelf in het Mediterrane zeegebied. Via de noordgrens van het gebied, de Spaarndammerdijk, wandelen we naar het Zaandammerplein dat omgeven wordt door gemeentelijke wooncomplexen (architect K.P.C. De Bazel). Via het Spaarndammercarré, 4 woningblokken speciaal gebouwd voor de arbeiders van de Westergasfabriek, komen we uit bij het Postkantoor. Het gebouwtje is nog in de oorspronkelijke staat. Voor architect De Klerk was dit kantoor van groot belang: de arbeiders konden hier hun verdiende geld ophalen in plaats van, zoals toen gewoon was, in de kroeg. Ook hiermee kon hij bijdragen aan een beter lot van de arbeidersklasse. Leuk detail voor ons gepensioneerden: er was zelfs een loket voor pensioenbetalingen.
Aan het eind van de rondleiding bezoeken we nog een modelwoning in het complex “het Schip”. Wat een verschil met het startpunt van de rondleiding: de krotwoning. Nu een kleine 3-kamer woning met keuken en toilet in een degelijk gebouwd wooncomplex en dat voor een acceptabele huurprijs. Met recht kun je zeggen dat rond 1920 een enorme sprong voorwaarts is gedaan op het gebied van huisvesting.
Ter afsluiting van de middag hebben we de vaste collectie van het museum bekeken en natuurlijk nog een drankje genomen. En zo kwam er rond 16.00 uur een einde aan deze boeiende en leerzame middag.
Huub Oostendorp